Een vluchteling pleegt een misdrijf: wat gebeurt er daarna?
De wetgeving voorziet een mogelijkheid voor de asielinstanties om het vluchtelingenstatuut in te trekken of te weigeren als er een “bijzonder ernstig misdrijf” werd gepleegd. Maar wat houdt dat in?
In een recente zaak heeft België het advies gevraagd van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Een vluchteling was namelijk veroordeeld voor een ernstig misdrijf, maar er rezen vragen bij de zwaarte van die veroordeling. Het ging namelijk om diefstal met geweld in groepsverband.
Volgens het CGVS (Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen) was de veroordeling bewijs genoeg voor een intrekking. De man in kwestie moest zelf aantonen dat hij geen bedreiging vormde voor de samenleving, als hij de intrekking wilde tegenhouden.
Het Hof van Justitie volgt die argumentatie niet.
Voor de intrekking van het vluchtelingenstatuut moet aan twee afzonderlijke voorwaarden worden voldaan:
-
de betrokkene is veroordeeld voor een bijzonder ernstig misdrijf én
-
er is aangetoond, door de autoriteiten, dat hij of zij een gevaar vormt voor de samenleving.
De autoriteiten moeten zelf onderzoeken of de vluchteling een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Ook al moet het CGVS geen rekening houden met de omstandigheden van de vluchteling in het land van herkomst, het kan altijd opteren om het statuut niet in te trekken. Een intrekking is namelijk een mogelijkheid, geen verplichting.